Welke mogelijkheden naast SyRI heeft de gemeente voor het opsporen van bijstandsfraude?

Afgelopen week kopten verschillende nieuwssites dat de wetgeving die zorgt voor het gebruik maken van het Anti-fraudesysteem SyRI, in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Door het aan elkaar koppelen van verschillende gegevens zou dit systeem ervoor zorgen om fraude op het gebied van uitkeringen, toeslagen en belastingen te voorkomen en te bestrijden. Het systeem mag dus ook niet worden gebruikt bij het opsporen van bijstandsfraude. Maar hoe zit dat nu? Welke bevoegdheden heeft een gemeente bij het opsporen van bijstandsfraude?

Wanneer het gaat om een bijstandsuitkering begint het bij de zogenoemde spontane inlichtingenplicht die is opgenomen in artikel 17 van de Participatiewet. Dit houdt in dat iemand die een bijstandsuitkering ontvangt verplicht is om alle feiten en omstandigheden te vermelden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze invloed kunnen hebben op de te ontvangen uitkering. Denk hierbij onder andere aan het vinden van (vrijwilligers)werk, het verkopen van spullen op marktplaats of het krijgen van een schenking.

Op grond van artikel 53a lid 6 van de Participatiewet kan de gemeente ook zelf onderzoeken of een bijstandsuitkering terecht is verstrekt. Hiervoor hoeft geen specifieke aanleiding te zijn. De gemeente kan bijvoorbeeld vragen om bepaalde gegevens zoals bankafschriften in te leveren. Ook heeft de gemeente de mogelijk om de sociale recherche in te zetten.  Zij kunnen onder andere langskomen voor een onaangekondigd huisbezoek of op meerdere dagen en tijdstippen langs uw woning rijden om te kijken of u thuis bent. In sommige gevallen worden er zelfs verborgen camera’s ingezet. Wanneer de sociale recherche gerichte waarnemen gaat uitvoeren dient daartoe overigens wel voldoende aanleiding voor te zijn. Als na onderzoek blijkt dat de eerdergenoemde inlichtingenplicht is geschonden zal de bijstandsuitkering in de meeste gevallen worden stopgezet en teruggevorderd over de periode waarin de inlichtingenplicht is geschonden.  Ook is de kans groot dat de gemeente een boete zal opleggen.

De mogelijkheden die de gemeente heeft bij het opsporen van uitkeringsfraude worden wel  begrensd.  In bijna alle gevallen maakt de gemeente inbreuk op het recht van respect van het privéleven van een betrokkene. Deze inbreuk mag echter niet onevenredig zwaar zijn in verhouding tot het doel waarvoor de maatregel wordt ingezet.  Daarnaast moet er moet een duidelijke en voorzienbare en met waarborgen omklede wettelijke grondslag  zijn voor de inbreuk.

Stelselmatige observaties kunnen ervoor zorgen dat de inbreuk op het recht van respect van het privéleven onevenredig zwaar is. Hiervan is sprake wanneer een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van het leven van betrokkenen wordt verkregen. Een  voorbeeld[1] hiervan is een geval waarbij de sociale recherche in een periode van vijf maanden op ruim 60 dagen 97 waarnemingen bij een woning heeft verricht.  Op een dag is de woning zelfs geobserveerd met een digitale camera. Ook werd de betrokkene een aantal malen gevolgd met de auto wanneer hij zijn woning had verlaten.  

Uit het voorgaande blijkt dat het zeer situatieafhankelijk is wat wel en niet is geoorloofd. Mocht u hiermee te maken hebben dan is het verstandig om contact op te nemen met een specialist op het gebied van sociaal zekerheidsrecht. 

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of bent u op zoek naar een advocaat die is gespecialiseerd in sociaal zekerheidsrecht? Neem gerust contact op met onze medewerkers Björn van Dijk  of Mirte de Haan. Ook kunt u iedere donderdagmiddag tussen 15.30 en 17.00 langskomen op ons juridisch spreekuur voor een vrijblijvend gesprek.  Ons kantoor bevindt zich aan de Leonard Springerlaan 13 te Groningen, dat is tegenover Martiniplaza.

Bjorn van Dijk (bjornvandijk@strixadvocaten.nl)

Mirte de Haan (mirtedehaan@strixadvocaten.nl)

Ook te bereiken via telefoonnummer 050 366 37 37


[1] ECLI:NL:CRVB:2017:2807

Geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel wegens gewekte verwachtingen

Het gebeurt vaker dat een burger naar aanleiding van een niet welgevallige beslissing zegt dat er iets anders door een medewerker van een bestuursorgaan was toegezegd. Lange tijd haalde zo’n standpunt niets uit omdat het moest gaan om een ondubbelzinnige toezegging van een daartoe beslissingsbevoegde. Bewijs kon hiervan veelal niet geleverd worden. Gelukkig is er hoop vanwege recentelijke ontwikkelingen in de rechtspraak.

In een recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 31 december jl. namelijk wordt een bijstandsgerechtigde in het gelijk gesteld vanwege haar standpunt dat zij van een medewerkster van het klantcontactcentrum (KCC) van de gemeente Rotterdam te horen had gekregen dat zij langer dan de wettelijk toegestane duur van vier weken met vakantie mocht. De gemeente had namelijk later beslist dat het maar vier weken mocht zijn. Daarmee was de betrokkene het niet eens en zij stelde dat zij er van de mededeling van de medewerkster van het KCC uit mocht gaan.

In de uitspraak wordt verwezen naar een andere uitspraak van eerder vorig jaar van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), waarin voor het eerst een duidelijk toetsingskader werd geformuleerd voor de gevallen waarin een beroep gedaan wordt op het vertrouwensbeginsel:

1. De betrokkene moet allereerst aannemelijk maken dat van de zijde van de overheid toezegging of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokken in de gegeven omstandigheden kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen;
2. Die toezegging, andere uitlating of gedraging moet daarnaast aan het bevoegde bestuursorgaan kunnen worden toegerekend.

In deze zaak vindt de CRvB dat aan deze voorwaarden voldaan is, wat leidt tot de bijzondere uitkomst dat de betrokkene langer dan wat wettelijk voorgeschreven is, met vakantie had mogen gaan.

Hier de link naar de betreffende uitspraak: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CRVB:2019:4351

Heeft u vragen over bestuursrecht? Twijfel niet en neem vrijblijvend contact met ons op.